Ik hyperventileerde van mijn 18e tot mijn 38e.
Soms intensief, soms subtiel, maar ik kende periodes dat ik niet de straat op durfde, dat ik constant dacht dat ik dood zou gaan.
Ontelbare keren heb ik bij de huisarts gezeten met de stellige overtuiging dat ik echt iets vreselijks mankeerde; minstens zou ik vroegtijdig sterven, mijn kleine kinderen zonder moeder achterlatend. Ik had hele scenario’s in mijn hoofd van hoe dat zou zijn. En ik vond het ook gedoe. Ik dacht; ik kan hier nu niet sterven, dat is teveel gedoe, dan zadel ik hier iedereen op met problemen, dat is niks. En dan liep het met een sisser af…
Ik herinner me mijn aller- allerlaatste paniekaanval. Ik reed naar Zeeland. Ik zou een training geven en ik was compleet in paniek. Ik reed zwetend over een Zeeuws landweggetje en ik kon mezelf alweer in de sloot zien rijden, met alle gevolgen van dien.
Tot ik het wel ZO beu was…. En ik pakte mezelf bij mijn kladden en zei hardop; ‘Zo, hoe vaak heb je nu al de gedachte gehad en geloofd, dat je dood zou gaan? Nou?’ ‘Uhm… minstens 500 keer…?’ Ik zuchtte. ‘En hoe vaak ben je nu ECHT doodgegaan? Nou?’ ‘Uhm… nog nooit…?’ Ik bleef even stil. En toen zag ik het pas… ‘Ok. Dus het is bullshit!! Stop er mee!’
Ik kreeg lucht, het werd licht en ik heb nooit meer een paniekaanval gehad. Nooit meer. Ik leef. En ik ben van plan om nog heel veel te leven. En heel lang. En als het nodig is, pak ik gewoon mezelf weer bij mijn kladden.